
‘Wereldsteden van de Lage Landen’ is de titel van een boek dat ik onlangs van mijn oudste zoon Jan cadeau kreeg. Het betreft – zo lezen we op de achterflap – ‘de rijke internationale geschiedenis van Nederlandse en Belgische steden, van de hand van meer dan vijftig tophistorici’. Zonder het te weten was ikzelf, via een eerder in deze blogreeks verschenen bijdrage (november 2022), mede inspiratie- en documentatiebron bij het tot stand komen van dit boek: Jans dronefoto van de burchtruïne van Kolmont is (met zijn toestemming) immers als illustratie in het boek opgenomen.
Niet minder dan 44 locaties in België (16), Nederland (24), Frans-Vlaanderen (3) en Luxemburg (1) passeren de revue. We vermelden ze in alfabetische volgorde: Aalst, Alkmaar, Almere, Amersfoort, Amsterdam, Antwerpen, Atrecht, Borgloon, Breda, Brugge, Brussel, Den Haag, Deventer, Doornik, Gent, Groenlo, Groningen, Hasselt (NL), ’s Hertogenbosch, Ieper, Kamerrijk, Ledeberg, Leiden, Leuven, Luik, Luxemburg, Maastricht, Middelburg, Namen, Nieuwpoort, Nijmegen, Oostende, Oudenaarde, Rotterdam, Schiedam, Spa, Valenciennes, Voorburg, Wageningen, Zutphen en de zgn. Zwinsteden: Damme, Monnikerede, Hoeke, Mude en Sluis.
Het betreft een hoogst opmerkelijk en, geef toe, bij wijlen elitair gezelschap waartoe dus ook het bescheiden Loonse stadje Borgloon behoort. Voor wat Limburg resp. Haspengouw betreft blijven hedendaagse steden zoals o.m. Hasselt, Tongeren en Sint-Truiden simpelweg buiten beeld. Bij het lezen van dit geschiedkundig werk worden het ‘hoe’ en ‘waarom’ hiervan gaandeweg duidelijk. Het boek is immers geschreven vanuit een specifieke en originele invalshoek.
Tussen het begin van de 11de eeuw en 1366 was het graafschap Loon een relatief autonome entiteit wiens territorium na verloop van tijd min of meer congruent was met de huidige provincie Belgisch-Limburg. Niettemin lagen binnen de grenzen van dit graafschap heel wat belangrijke enclaves die niet Loons waren waaronder de steden Tongeren en Sint-Truiden die reeds in het eerste millennium onder de hoede van Luik terechtkwamen. Drie ondernemende broers (Giselbert, Arnold en Balderik) van adellijke Karolingische afkomst zorgden kort na het jaar 1000 voor de embryonale creatie van een graafschap. Ze vestigden zich op een strategisch gelegen beboste heuvel (lauha, lon) en bouwden er een primitieve versterking … de kiem van het Loonse stadje Borgloon en een eerste tastbaar project van het geslacht van Loon dat via erfenissen vijftien generaties lang aan het hoofd van het graafschap Loon stond. Ze vergrootten stelselmatig hun macht en grondgebied via verschillende technieken: militaire veroveringen (met de hulp van trouwe ondergeschikte leenmannen), een gerichte huwelijkspolitiek, allianties, coalities en het voogdijschap over bezittingen en domeinen van kerkelijke instellingen (o.a. abdijen en kapittels). Gedurende de 11de en 12de eeuw, toen er in de naburige regio’s (hertogdom Brabant, graafschap Vlaanderen, prinsbisdom Luik) van onderuit ‘steden’ ontkiemden en zich tot machtige economische centra ontwikkelden, bleef de maatschappelijke organisatie in het graafschap Loon aanvankelijk nogal primitief met “een domeineconomie die vooral voorzag in de behoeften van de eigen, grotendeels onvrije bevolking”; m.a.w. er waren weinig tot geen (handels)contacten naar buiten toe.
Omdat het graafschap Loon grensde aan organisatorisch en militair veel sterkere buren – in casu het prinsbisdom Luik en het graafschap Leuven (vanaf 1202 het hertogdom Brabant) – was verdere gebiedsuitbreiding, op de annexatie (1225) van het graafschap Duras na, uitgesloten. Er deden zich toen echter andere opportuniteiten voor. Door het huwelijk van Arnold I van Loon (1078-1126) met Adelheid van Mainz, de dochter van de graaf van Rieneck en burggraaf van Mainz, kwam hij in nauw contact met het bestuur van een ‘volwassen’ graafschap in het centrum van het toenmalig Duitse keizerrijk en stelde hij vast dat de steden hierin een cruciale rol speelden. Schoonvader Gerhard was bovendien de belangrijkste vertegenwoordiger van de Duitse keizer in Mainz. De familie van Loon leerde er sjiek volk en vooral mechanismen kennen die bij de inrichting en het bestuur van hun archaïsch gestructureerd graafschap Loon van pas kwamen. Graaf Lodewijk I van Loon (1139-1171) verwierf door erfenis zelfs enige tijd het bestuur over het graafschap Rieneck en de titel graaf van Rieneck. Hij leerde er ook zijn echtgenote Agnes van Metz kennen, een cultureel en sociaal geëngageerde dame zoals er voorheen in het graafschap Loon nooit een gravin geweest was. Een bezoek aan het bezoekerscentrum GRAAF te Borgloon volstaat om te beseffen dat de ambtstermijn van het echtpaar Lodewijk I van Loon x Agnes van Metz een uiterst belangrijke episode in de geschiedenis van het graafschap Loon was waarin o.m. Hendrik van Veldeke en de mystica’s Jutta van Borgloon, Christina de Wonderbare en Lutgardis van Tongeren ten tonele verschenen. Volgens de overlevering werd het echtpaar in de Graethemkapel van Borgloon begraven … maar volgens recent onderzoek zijn de daar aangetroffen stoffelijke resten allesbehalve afkomstig van Agnes en Lodewijk I. In mijn ogen is het een onbenullig detail want wat ze gedaan, betekend en mogelijk gemaakt hebben in en voor hun graafschap – het graafschap Loon – is zoveel belangrijker.
Na hun leerrijk Duits avontuur spitsten de Loonse graven hun aandacht toe op de verdediging van hun eigen graafschap. In het zuiden – te Borgloon, Kolmont, Brustem en Montenaken – nabij de grens van het prinsbisdom Luik, werden in 1170-78 stevige romaanse burchten in silex gebouwd. De bevolking aan de voet van deze bastions kreeg meteen stadsrechten: d.w.z. ze stonden in voor de verdediging van de burcht en hun stad, ze waren vrijgesteld van alle andere militaire lasten en ze kregen een eigen rechtspraak gebaseerd op het Luiks recht. Veel aarde bracht dit echter niet aan de dijk want in 1179/80 werden al deze defensieve bolwerken door Luikse troepen uitgeschakeld. Daarom verliet de grafelijke familie tussen 1180 en 1225 haar te kwetsbare positie te Borgloon en vestigde ze zich aan de oever van de Demer te Kuringen. De Loonse Sint-Odulphuskerk bleef echter tot 1366 de plaats waar nieuwe graven bij hun intronisatie de eed aflegden. Ook aan meer noordelijk gelegen plaatsen in het graafschap werden, met het oog op de verdediging van het Loonse grondgebied, vrijheidscharters toegekend: Bilzen (voor 1200), Herk-de-Stad en Beringen (1211), Hasselt (1232), Kuringen (1240), Bree, Maaseik en Stokkem. Peer en Hamont verwierven het Luikse stadsrecht naar aanleiding van de annexatie (1366) van Loon bij Luik. Omdat deze zgn. Loonse steden per definitie en primordiaal een militaire taak hadden en deze opdracht na verloop van tijd bij gebrek aan dreiging wegviel, hebben ze zich in de 13-16de eeuw niet tot volwaardige handelssteden kunnen ontwikkelen. De zandige Kempen bleef immers lange tijd (tot begin 20ste eeuw!) een dunbevolkte en slecht ontsloten regio … kortom, een arme voedingsbodem voor een duurzame ontwikkeling en groei van middeleeuwse steden die teerden op textielnijverheid en -handel zoals dit in Vlaanderen en Brabant sinds het einde van de 13de eeuw wél het geval was. Laatstgenoemde kwam enkel, zij het in geringe mate, tot ontwikkeling in de zuidelijke steden Tongeren en Sint-Truiden wiens oorsprong echter niets te maken heeft met de ‘acties’ van de graven van Loon. Tongeren, Sint-Truiden en Borgloon zijn onbetwiste parels aan de kroon van de geografische regio Haspengouw maar binnen de grenzen van het graafschap Loon ging ieder echter zijn eigen weg. In de brandglasramen van de raadzaal van het oude Loonse stadhuis – hét typevoorbeeld (1680) van Maasstijl – zijn de wapenschilden van de tien goede Loonse steden afgebeeld: Borgloon, Beringen, Bilzen, Bree, Hamont, Hasselt, Herk-de-Stad, Maaseik, Peer en Stokkem … stuk voor stuk stichtingen van de graven van Loon!
Niettegenstaande het stedelijk project van de Loonse graven faalde en dit mogelijks mede het einde (1366) van het autonome graafschap bespoedigd heeft, zijn er toch meerdere argumenten om Borgloon de historische titel “Wereldstad van de Lage Landen” toe te kennen.
1. Ondanks het geringe inwonertal (ca. 3500) bezit het huidige Borgloon ontegenzeglijk stedelijke allures. Het is binnen Haspengouw een van de weinige locaties met een uitgesproken heuvelsite … dit roept militair-strategische overwegingen en belangen bij zijn stichting op. Het volledig tracé en sommige muurresten van de middeleeuwse omwalling zijn gaaf bewaard gebleven. Binnen de omwalling vertoont het stratenpatroon een radiaal-concentrisch patroon, een bewijs van spontane stadsuitbreiding. De opper-neerhofstructuur van de 12de-eeuwse hoogteburcht is in het huidig stadscentrum duidelijk zichtbaar. Het opperhof met de verdwenen donjon biedt nu een panoramisch uitzicht op Droog-Haspengouw. De Sint-Odulfuskerk, gesticht door de graven, beheerst het neerhof. Borgloon was gelegen op de drukke, interregionale handelsweg tussen het hertogdom Brabant en Keulen. De stad had vier poorten. Net buiten de Graethempoort bood een gasthuis onderdak aan pelgrims en reizigers die te laat bij de gesloten stadspoort arriveerden. Later was op deze plek, net buiten de stad, het Loonse begijnhof gevestigd … elke stad die naam waardig had in de middeleeuwen een begijnhof, een besloten hofje voor godvruchtige dames! De voormalige Graethemkapel huisvest nu het bezoekerscentrum GRAAF.
2. De Loonse graven hebben vanaf het laatste kwart van de twaalfde eeuw, vanuit hun stedelijke thuisbasis Borgloon nog een tiental andere Loonse locaties tot “vestingstad” gepromoveerd. De meeste van deze plaatsen zijn er tijdens de middeleeuwen en het ancien régime niet in geslaagd om door te groeien tot een volwaardige stad. Kolmont is, bij gebrek aan bestaansreden, als nederzetting zelfs helemaal van de kaart verdwenen. In Montenaken en vooral in Brustem – thans resp. deelgemeenten van Gingelom en Sint-Truiden! – is de originele opper-neerhofstructuur in het stratenpatroon bewaard gebleven. Kuringen, de Loonse opvolger van Borgloon, is nu stedenbouwkundig vergroeid met Hasselt dat, dankzij zijn centrale ligging, evolueerde tot administratieve hoofdplaats van het graafschap Loon en sinds 1839 van de provincie Limburg. Kortom, het Loonse grondgebied is sinds zijn ontstaan (11-13de eeuw) sterk geëvolueerd, maar de stedelijke accenten van de Loonse graven zijn nog steeds duidelijk zichtbaar.
3. Het militair-strategisch eenmakingsproces o.l.v. de Loonse graven (11-12de eeuw) resulteerde, a fortiori in het huidige Haspengouw, tot een netwerk van meerdere tientallen burcht- en kasteelsites die tot op heden het cultuurhistorisch verleden van deze regio in ruime mate stofferen. Zij zijn de kernen van het uniek Haspengouws kastelenlandschap dat in zijn totaliteit erkenning, bescherming en bovenal behandeling als ‘waardevol historisch erfgoed’ verdient. Dit is overigens niet alleen mijn mening maar ook die van kunsthistoricus Clemens Guido De Dijn (1922-2020), een absolute autoriteit inzake Cultureel Erfgoed en Monumentenzorg. Onder zijn leiding en in opdracht van de provincie Limburg schreef ik in 2005 “Haspengouw, een landschap van kastelen”. Deze brochure (67blz) werd helaas nooit officieel aan de pers voorgesteld … omdat de gedeputeerden het niet eens raakten aan wie de voorstelling toe kwam! Dit komt ervan als politiekers belangrijker worden dan de domeinen die ze beheren!
Tot zover enkele bedenkingen betreffende Loon en Haspengouw naar aanleiding van het recent verschenen boek “Wereldsteden van de Lage Landen”. Waarom de auteurs in dit lijstje wel het Nederlandse Hasselt en niet de Belgische naamgenoot alias provinciehoofdplaats Hasselt opgenomen hebben, welke adelbrieven Spa en Ledeberg (thans een deelgemeente van Gent) als wereldstad hebben, waarom o.m. gerenommeerde steden als Mechelen en Kortrijk niet in de selectie opgenomen zijn … dit en nog zoveel meer kan je lezen, ontdekken en afleiden in/uit het boek:
WERELDSTEDEN VAN DE LAGE LANDEN
Stadsgeschiedenis van Nederland en België.
Onder redactie van Nadia Bouras, Jan Hein Furnée, Hilde Greefs,Jelle Haemers, Manon van der Heyden en Anne-Laure Van Bruane.
Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2025.
ISBN 978 90 450 5105 5
D/2025/0108/516
De teksten over Borgloon en het Graafschap Loon
werden geschreven door Prof. Dr. Jeroen Deploige,
gewoon hoogleraar middeleeuwse geschiedenis.
Lapis, mors-abolescens.
27 augustus 2025